Priciosa.

Op één na;

Maar als de dansen zijn verboden, is

Weer Preeiosa de oude beed’lares!

ViCTORIANO.

De liefste toch die ooit eene aalmoes vroeg;

Met zóó betoov’rende oogen, dat ’k mijn hart

Verloor, toen ik voor ’t eerst ze zag.

Preciosa,

Weet gij

Nog wel wanneer?

ViCTORIANO.

Het was te Cordua.

’t Was in den tuin der kathedraal; ik vond

U bij de oranje-boomen der fontein.

Preciosa.

’t Was juist paaseh-zondag, en de rijke bloesem

Der boomen strooide geuren uit en vreugde.

De priesters zongen en het orgel dreunde.

Toen klonk op eens de klok der kathedraal;

’t Was toen de heil’ge hostie werd geheven;

Wij knielden beiden bij de oranje-boomen;

Wij baden naast elkander, met elkander;

Ik kende voor dien tijd nog nooit geluk.