„ Tijd voor den laatstcn trein ! " – waarschuwde op dit oogenblik mijn vriend, de Jan der twee verongelukte glazen beyersch bier.

,/ Ga voort, Sir ! " verzocht Thackeray vrolijk glimlachend „we kunnen op onzen tocht naar ’t sta;tion nog veel bespreken ! «

„Mijnheer Kurckleever" Vervolgde ik langzaam den grooten man naar ’t station geleidend „verheugt zich overigens in een zeer fatsoenlijk inkomen. Hij bezit een vijftigtal huizen en vooral huisjens, waarvan hij de huursom met de meeste naauwkeurigheid int. Blijft een der ongelukkige bewoners hem op den vervaldag een stuiver schuldig, zijn goede vriend Meester Adderspog Pad is met zelfopofferende liefde gereed hem in zijn goed recht te handhaven. Behalven zijne voortdurende spijt over de mislukte kandidatuur naar ’t diakenspostjen j heeft hij slechts met tweeërlei bezoeking te worstelen gehad. Weleer werd het ouderlijk huis door een zoon en eene dochter bewoond. Opgevoed in de „ vreezo des Hecren ", heeft zijn eenige zoon in de Theologie moeten studeeren , spijt zijn onmiskenbaren aanleg voor den wijnhandel. De jonge Kurekleever liad zich des met het ontkurken van menig fleschjen getroost, tot hij de ontroerde beurs van den kandidaat-diaken volkomen had toegekurkt. Op zekeren dag had hij uit wanhoop over zijne schreeuwende schulden de stad verlaten , en sints heeft Papa Kurekleever slechts eene enkele reize nog iets