VEELOEEN HOOP.

* ,Je la vols pour jamais s’éloiguer de mes yeui.“ Racine Andromaque, Acte V, Scène IV.

I.

'“P J aurikel en seringen

Geuren in de lentelucht,

y ’k Hoor den blijden leeuwrik zingen ,

J Niet te speuren in zijn vlucht;

Langs de stroomen, langs de wegen

Ziet in ’t gras ’t viooltjen rond ;

Meidoorn strooit den witten regen

Van zijn bloesems op den grond.

Had ik lang een stil verwachten

In mijn jeugdig hart gevoed,

’tVoorjaar schenkt het nieuwe krachten,

Wekt den reeds gezonken moed.