innering aan een geliefden leermeester te mogen rigten.

Mr. Jacob van Hall, den 146 en April 1799 te Amsterdam geboren, had zijne regtsgeleerde studiën aan het Athenaeum Illustre nog niet volbragt., toen hij zijn naam reeds op de voor hem meest eervolle wijze aan den naam en den roem der Utrechtsche Hoogeschool verbond. Door het onderwijs van mannen als van C.APELLE, VAN Lennep, CttAS, v.AN Eeenen, later ook DEN Tex gevormd, verwierf hij in 1819 te Utrecht eene eervolle vermelding voor zijne beantwoording der uitgeschreven prijsvraag: disquiratur, quaenam univeTse fuerit Graecae tragoediae ratio; ad eamque exigatur nobilisdma Vondelii fabula GysbrecM van, Aemstél; en mogt hij in het volgende jaar door dezelfde Hoogeschool met goud bekroond zien zijne bewerking der prijsvraag : Buce historia exponantur origo et progressus confessionis per tormenta quaesitae. JPorro doceatur quid de nece,isitate confessionis ejusque pondere ad fdemjudici faciendarn sit statnendum, Bcnique inquiratur quatenns justitiae ratio et utüitas publica admittat ut judex reum non confessum ex sola ejus convictione condemnare possit.

Twee jaar later, in 1833, was het wederom Utrecht dat hem den doctorstitel zag behalen, na de verdediging zijner dissertatie de magistro navis, waarvan hij de eerste afdeeling reeds vroeger te Amsterdam onder het praesidium van van Eeenen had verdedigd.

Kort was voor van Hall de overgang van Student