zijn dood om, dat deze lang met zijne komst had gedreigd.

J. VAN DER Horst toefde slechts weinige maanden aan onze akademie. De. weinigen, die hem leerden kennen, betreurden het, dat hij zoo spoedig weer hun ontnomen werd.

W. Eademaker overleefde maar eenige weken zijne installatie. De vrienden zijner jeugd, die nog in ons midden verkeeren, betreurden in hem een geliefden makker, een jongeling van veel verwachting.

J. Eeinhold werd onverwachts door den dood overvallen. Wij konden het niet gelooven, dat de zoo frische, blozende broeder niet meer was. Toch moesten wij ’t gelooven, en met weemoed en smart hebben we elkaêr de treurmare meègedeeld.

E. J. Kruijee stierf aan eene uitterende ziekte. Hij was bijna ’t einde zijner studiën genaderd, maar mocht het niet bereiken. Met smart vernamen allen, die hem hadden gekend, de tijding van zijn dood.

Een ongelukkig toeval maakte een einde aan het leven van J. M. A. van Beekum.

De blik op ’t verleden was dan alzoo niet zonder weemoed en smart. Hij kan en zal dat ook wel nimmer zijn. Verblijde ons het vele, vele goede, dat wij mochten opmerken, ’t Zij ons ten prikkel om te volharden, te volmaken. Wat niet goed was sehrikke ons niet af maar ’t sehrikke, ’t vreeze voor ons. Zoo zullen wij krachtig, eensgezind, vol moed het