Naauwelijks evenwel hadden zij een paar straten doorgereden of het rijtuig draaide plotseling met een schok op zijde en begon het paard, dit minder gewoon, pogingen aan te wenden om te steigeren.

Met twee sprongen was Duvree van den bok op straat en het willende doen voorkomen . als of hij te voet daar juist voorbij kwam liep hij naar het portier , deed het open, terwijl hem het // O Hemel!» van Mevrouw en het »wij vallen om ! » van Frans in de ooren klonk , en zeide :

a’t Is niets Dames ! Mag ik u eens helpen! Er «schijnt iets aan ’t rijtuig gebroken."

Weldra was het gansche gezelschap uit het rijtuig gestegen; Mevrouw zeide »ijsselijk zenuwachtig te zijn «van den schrik,* Mijnheer vloekte tegen den koetsier die met tergende bedaardheid bezig was te zien «wat «er aan ’t rijtuig scheelde" en zeide: «dat hij ’t niet «helpen kon ! " Frans stond overbluft en gesuperdiaboliseerd van ’t geval rond te kijken en allen namen gaarne den raad aan van den zoo behulpzamen onbekenden heer , om de juist daargelegene banketbakkers-winkel in te gaan en zich alckar wat van den schrik te herstellen.

«We zijn er gelukkig afgekomen!« riep de heer Verhagen toen men in de winkel was gearriveerd.

« O foei ik ben zoo verschrokken ! « zuchtte Mevrouw , terwijl zij op oen stoel neerviel, «en als mijnheer «ons niet geholpen had, waren wij waarschijnlijk «omgevallen,» liet zij er op volgen.