Mevrouw Verhagen meende, „dat zij zonder den „heer Duvree zeker een groot ongeluk zouden // kregen hebben ," hoewel haar echtgenoot „de zaak „ zoo zwaar niet inzag, maar toch zorgen zou, dat „de huurkoetsier in ’t vervolg beter rijtuig gaf. "

Dora begaf zich ter ruste, vindende, „ dat I’rans „ zich zoo kinderachtig niet had moeten aanstellen door „te schreeuwen „ „ wij vallen om " « en had zich op „weg van den winkel naar huis wel geamuseerd met „ dien aardigen student. "

Frans eindelijk zag niet regt in, terwijl hij zijn kaars uitblies, „ waarom Dora den arm van dien heer „ Duvree had aangenomen, en het zoo druk met hem „ gehad had!" daarbij vond hij, „ dat er zoo veel 1 moed niet stak in hetgeen Duvree gedaan had en hij K het ook wei had kunnen doen !«

IV.

De resultaten van het bezoek, dat Duvree den volgenden dag bij de familie Verhagen aflegde waren, dat mijnheer (zooals hij zich tegen Derkhotf uitliet) u een joviale vent, « mevrouw « een goede zus , « Frans n een vervelende soes, » en Dora « een engel « was. Hij had de vriéndelijke uitnoodiging aangenomen, om op hun nabijgelegen buitengoed ’s middags thee te gaan drinken en moest dien ten gevolge, had de heer