eigenaardige van dit soort van musici is, dat ze slechts alleen spelen . d. i. niet voor anderen. »

I’F er ge, si placet, ad societatem dictam

// Hoor eens even, « zei de jurist en streek zijn pantalon glad, //ik moet weg. Geef me mijn jas maar eens aan. Ik ben bovendien uitgepraat. De sociëteit is een heel pleizierige plaats, als je er dagelyks komt. Je herinnert je noch wel den speech van den praeses u dat we aldaar uitrusten van de uren aan de studie gewijd// —jammer maar, dat er zijn, zoo'n jaar of acht uitrusten van hun propaedeutiesch (dien trap tot ]iet ofschoon nooit bereikte senatorschap !) Alsdan sjezen ze. Maar toch edel en schoon! // aldaar wordt ons gulle vriendschap geboden// enz. Ik heb ze er rijkelyk gevonden. //

//Sints je standjen met de commissie?// was de literarische vraag.

//Juist,// luidde het antwoord, /-in de *** zaak. Je herinnert je noch wel die vergadering, die zoo evcntjens 3 uren duurde en door 3 even lange zusjcns gevolgd werd? Je weet wel, hoe alles geheim moest blijven den volgenden dag wist geheel Utrecht het.//

•I Wie of dat verteld heeft ?// riep de medicus woedend.

//Zeg, wie dat verteld hehlen\ « verbeterde de jurist, // maar dit bleef juist niet geheim , omdat het cigenlyk wel geheim moest blijven. //

n Het opschrift is toch mooi n Placet Jdc requiescere nmsis! //