bellaren, en was dit nog maar het ijsselijkste van de historie !

//Heeft mijnheer ook iets te belasten?"

„Neen Blanken.... Ja" (de medicus verdrijft zijn land door een flink ontbijt) „wat bl hoe is het met den hond? "

„O, de hond'van mijnheer Verheij ? dien heb ik nog altijd in de kost, weet u, want mijnheer komt vooreerst nog niet terug. Laatst was de oude mijnheer over, en toen heb ik een kist vol boeken moeten pakken , en toen is mijnheer dadelijk op reis gegaan met den ouden heer , en men zegt

„ Loop om, wat scheelt mij jou kostganger , neen , mijn hond , Bello ! »

„ O zoo mijnheer, neem mij niet kwalijk, dien zie ik niet in de mand."

„Dat weet ik ook wel, stomme vent, maar is nog niemand bij je geweest met Bello ? "

„Neen, mijnheer, moet Bello dan bij mj; komen ?"

„Wel ja, ik heb een advertentie geplaatst, dat de vinder dien bij jou zou brengen, ƒ 3,00 belooning."

„O zoo mijnheer, neen, niemand geweest, ik wist niet dat Bello weg was."

Bello w'as weg en bleef w'eg, trouwe hond!

Meen nu niet, dat uw vriend de honden-liefhebber, zonder hond blijft.

O neen, in de volgende week brengt hij u een