bezoek met een nieuw soort, die zieh zeer gemakkelijk op uw eanapé nederrleit, naast zijn meester. Wat zult gij doen ?

Gij gaat te zamen naar Flacet Hic. De hond is u te vlug af, terwijl gij op het Munsterkerkhof den pet uws vriends naloopt.

„ Beboet mijnheer, voor tien stuivers ! Hier mogen geen honden binnenkomen 1 "

„He Botterdam ! "

„De hond betaalt Ille, mijnheer ! "

Maar het staat chique, wat heeft uwe familie een genoegen in dat beestje, hé ?

„Is zoo’n hond niet lastig?* vraagt de gymnasiast.

Was het nog maar alleen last, denkt de medicus, maar zet een geleerd gezigt en antwoordt niets. De gymnasiast zegt, dat hij het wel aardig zou vinden met den tijd twee honden te houden. Zóóver had de medicus nog niet gedacht, en raadt den gymnasiast , aspirant-student, zijn Cicero maar op te gaan zoeken , en hangt ijsselijke tafereelen van het admissie-examen op.

Men lijdt tegenwoordig aan eene hondenkwaal. A. heeft een hond op de jagt noodig, B, al kan hij geen pistool laden, moet er nu ook een hebben.

En waarvoor ? Voor de gezelligheid ? Och, maak dat uw papa, maar niet uwe mede-studenten wijs, uw