eeiie streek, bewoond door een nog onverbasterd een-r voudig, misscHen wat dom, doch eerlijk , openhartig menschenras, met breede sehouders, door het werken vereelde handen, terwijl zij de groote blaauwe oogen vriendelijk tot u opheffen als zij u voorbij gaan en groeten.

Die streek, die menschen zijn mij lief, want zij zijn mij een beeld van hetgeen ons land, ons volk vroeger was 1 Die voortgaande ontwikkeling, dat ontginnen van de dorre heide , dat ontwoekeren van vruchtbaar land aan hetgeen vroeger ongebruikt verloren ging, verplaatst mij met de gedachte in die roemrijke dagen van ouds, toen ons 'land aan de magt der zee ontr w'oekerd werd.

Maar zij is mij nog dierbaarder, omdat het mijn geboortestreek is, omdat» zich daar overal, aan bijna lederen boom, aan ieder huis een tal van aangename herinneringen vastknoopen. Daar is de plaats mijner kinderlijke spelen, mijner jongelingsdroomen. Daar is het kind tot knaap opgewassen, daar is de knaap tot jongeling gerijpt. Daar ontmoet ik in ieder voorbijganger een bekende, zoo niet een vriend; daar heb ik het eerst bemind, daar heb ik het eerst smart gekend; daar heb ik een tal van aangename helaas ! ook enkele droevige dagen gesleten.

Wanneer wij te zamen mijn dorp doorwandelden, zoudt gij u verwonderen, dat ik zoo overal bleef stilstaan, in gepeins verloren; dat ik u met blijkbare