’t spieker // (bewoners van ’t heerenhuis) waren ook genoodigd; ik was de eenigste, die aan de uitnoodiging gehoor had gegeven, en ik wierp een laatsten, langen, weemoedigen, smartvoUen blik op het zachte gelaat der doode, toen een der aanwezigen teregt opmerkte, dat " het nou wel hoast tied worden zol, om aon ’t kisten te denken.//

Ik hoor nog de doffe hamerslagen, die mij als op het hart vielen.

De boerenwagen stond ingespannen voor de deur en toen de negende slag gevallen was, begon de naburige dorpsklok te luiden , de kist werd op den wagen gezet, terwijl de vader het voertuig mende, en de moeder met haar overgeblevene dochter, als naaste vrouwelijke bloedverwanten , op de kist zelve plaats namen.

Achter den wagen volgden eerst de twee broers, vervolgens de overige familie, gevolgd door allen, die op de begrafenis genoodigd waren.

Langzaam rolden de raderen, krakend over het kiezelzand in den opridlaan heen en op den straatweg bleef ieder voorbijganger staan en ontblootte eerbiedig het hoofd, als de eenvoudige trein hem voorbijging.

Het was een heerlijke Julij-morgen. De koesterende stralen der zon gaven een vrolijk en blijmoedig aanzien aan de geheele natuur en vormden een te scherp contrast met de droefheid en rouw in de harten van zoovelen, die bij dien lijkstoet tegenwoordig waren; door de jonge eikenblaaren heen wierp zij een spelend, fantastisch