trokken en dien morgen te besteden om een bezoek af te leggen bij den Heer van Wielderen, in de hoop, dat Marie__ thuis zou zijn. Het buitenverblijf, waar de familie woonde , lag zooals Henry hun meedeelde, aan den straatweg tusschen Amersfoort en de Bildt, zoodat het gemakkelijk zijn zou, hun op de huisreize weer op te nemen. Diensvolgens reden Karei en Piet naar Eemnes, terwijl de beide anderen eenigen tijd later het feestvierende stadje verlieten , om een bezoek af te leggen , dat hun eenen heerlijken morgen voorspelde.

Dat zij door den heer van Wielderen en zijne dochter gul en hartelijk, als oude kennissen werden ontvangen, behoef ik u niet te zeggen; evenmin waarschijnlijk, dat Marie, nu zij nieuwe charmes ontleende aan haar eenvoudig morgengewaad en even als altijd vrolijk en ongedwongen praatte, er zoo mogelijk nog bekoorhjker uitzag dan vroeger; dit is zeker, dat toen het rijtuig voorkwam en zij , na afscheid genomen te hebben, weldra naar Utrecht togen, alle vier niet even vrolijk en levendig waren; twee hunner waren eenigzins afgetrokken, want Prans zoowel als Henry waren door de liefelijke verschijning op nieuw ireimpressionneerd, en beiden beloofden zich in stilte, aan de invitatie van hun vriendelijken gastheer gehoor te geven, om zijne woning voortaan niet voorbij te gaan; want beiden beminden zij die schoone bloeme, hoewel er een groot onderscheid in hunne liefde bestond.