rakter, bekend om zijne geheel eenige gaven voor den kansel voorspelden wij hem allen een schitterende toekomst! Maar het zou zoo niet zijn, den 16. Maart verspreidde zich de mare van zijn overlijden, en de droefheid , die bij zijne vele vrienden heerschte, wierp een somber waas over de laatste dagen vóór de paaschvacantie.

In ’t begin van Junij ontvielen ons A. P. Swellengrebel en G. W. Vonk, beiden op denzelfden dag. Beiden waren in hun eerste studiejaar en dezelfde ziekte had hunne krachten ondermijnd. Gedurende den korten tijd, dat zij aan de akaderaie hadden vertoefd, hadden zij reeds menig vriend verworven, die hun dood betreurde.

Thans aan ’t einde van dit verslag gekomen, zouden wij nog vele opmerkingen*hierbij kunnen voegen over vooruitgang en achteruitgang. ’t Zou waarschijnlijk echter zeer overbodig zijn. Wie toch zou willens en wetens achteruitgaan ? Daarenboven hoort men vaak liever op zijne gebreken wijzen, dan men dit gedrukt ziet. Elk leze dus tusschen de regels van dit verslag verwijten of loftuitingen, zoo veel hem toekomen, en gevoele er zich door aangespoord om met ijver te werken voor den bloei onzer Academie en voor den bloei van het Studenten-Corps.