haastte hij zich echter om te promoveren , voordat, ten gevolge der inlijving van ons vaderland in het Fransche keizerrijk, de Utrechtsche hoogeschool hare regten verliezen zou, en reeds den 6 April 18il verdedigde hij daartoe zijne Theses. Maar ook na zijne Promotie bleef hij nog de lessen van van Heusde en de Ehoer bijwonen , om zich verder onder hunne leiding te vormen. Eene juiste kenschetsing van het onderwijs des eersten heeft Holtius gegeven in zijne narratio van het leven van de Brueys; den laatsten heeft hij voortdurend de hoogste achting blijven toedragen en bleef nog in Interen tijd . toen hij zijn ambtgenoot geworden was , tot diens bijzondere vrienden behooren. Beeds aan de hoogeschool onderscheidde Holtius zich door vlugheid , vlijt en scherpzinnigheid onder zijne tijdgenooten en toonde hij die lust tot onderzoek en oefening, die van hem de hoogste verwachtingen deed koesteren.

Den 24 Debruarij 1812 werd hij door de regtbank van eersten aanleg te Amsterdam beëedigd als funprend griffier bij het vredegeregt te Loenen aan de – en den 5 October 1812 teekeiide Napoleon te Moskou zijne definitieve aanstelling als griffier. Daar werkte hij met den toenmaligen vrederegter, J. van Veeren > wien hij later eene brandwaarborgmaatschappij hielp tot stand brengen. Kort evenwel behield hij die betrekking, want naauwelijks was Nederland van het Fransche juk verlost, of Holtiuswerd, den 17 Februarij 1814, tot hypotheekbewaarder te Amersfoort aangesteld. Daar huwde hij den 24 Mei 1815 jonkvrouwe Cecilia de Brueys, die nu bijna 46 jaren hem eene trouwe levensgezellinne is geweest.

In September 1816, werd hij tot hoogleeraar aan het Athenaeum te Deventer benoemd, van waar de Brueys naar Utrecht vertrok, en hier vond hij nu en werkkring, die juist voor hem geschikt was en waarin hii zich geheel en al. zooals hij wenschte, aan de wetenschap wijden en haar onafhankelijk en zelfstandig