kennen Tn welsprekende hewoordinsjen schetste hij in zijne oratie de vruchten, die het vertoeven in vreemde landen voor den dichter, den wijsgeer, den natuuronderzoeker, en vooral niet minder voor den geschiedvorscher, den staathuishoudkundige en den statisticus oplevert; hoeveel duisters daardoor opgehelderd, hoeveel dwalingen daardoor verdreven worden. Doch wat hij uit nederigheid verzweeg, het was de onvermoeide ijver waarmede hij zich telkens toerustte om zijne reizen bevordeilijk te maken aan de vermeerdering zijner kennis. Hij bezocht nimmer eenig land zonder het vooraf grondig te hebben bestudeerd. zonder er het voornaamste van te weten, dat in boeken te vinden was. Daardoor wist hij altijd wat, met het oog op de door hem beoefende wetenschappen , inzonderheid de aandacht verdiende. Bovendien verzuimde hij niet met geleerden en ongeleerden betrekkingen aan te knoopen, hetgeen* hem te gemakkelijker viel, daar hij Fransch, Duitsch en Kngelsch bijna als zijne moedertaal spreken kon. Zoo verzamelde hij op zijne reizen een schat van kennis, waaruit hij volgaarne op zijne lessen en in den vriendenkring het belangrijkste mededeelde; en het is voorzeker een groot verlies dat hij zijn voornemen niet heeft kunnen volvoeren om zijne talrijke en naauwkeurige reisjournalen en aanteekeningen te ordenen en voor den druk geschikt te maken.

Niettemin heeft hij onze letterkunde ten gevolge zijner reizen met enkele werken en schetsen verrijkt. Daartoe behooren in de eerste plaats drie Stukken uit eene rei ze door het Koningrijk der Nederlanden in 1826, achtereenvolgens geplaatst in Be vriend des Vaderlands van 1828, 1830 en 1833. Ackeksdijck ondernam die reis in gezelschap van zijnen ambtgenoot Victor Bronn , hoogleeraar in de landhuishoudkunde aan de hoogeschool te Luik, inzonderheid met het doei ommin bezochte streken van ons vaderland te leeren kennen. In het eerste dezer stukken, die letterlijk uit zijn