NIET TE WILLEN EUILEN.

t ül?as reeds laaf. Het bargerklokjen

J Had de erntfeste burgerij

En de ploerten van hun slokjen

Weggedreven naar hun sprei.

Maar twee vrienden zaten samen

Bij sigaren en wat wijn ,

Grootsche plannen te beramen

Ideaaltjens groot en klein.

En ten goeden langen leste

Kwam de liefde op ’t tapijt

’t Was ’t chapiter, dat nog restte :

Nu., dat eischte langen tijd.