DE DAUW OP ROZEXBLADEREN.

toch, meisje 1 deze paarlen

Hoe zij klaar en rein,

ïhitt’ren op de purpren blaadjes

In den zonneschijn.

Toen ik gister, na het onweer,

Deze roze vond,

Wierpen haar de regendropplen

Op den konden grond.

Stormen wilden haar ontblaad’ren ,

Maar aanschouw I hoe thans

Haar de gulden morgenstralen

Geven nieuwen glans.