Elopt er onder ’t kleed der schande

Niet soms liefdevoller hart,

Dieper, inniger gevoelend

Stiller lijdend ’s werelds smart,

Dan bij hem, dien de aardsche vierschaar

En wie hoort niet naar haar stem ?

I'rijsprak met een zelfgenoegzaam ;

» Ik bevind geen schuld in hem! "

Laat te laat ? beseft ge , o wereld,

Dat bij Gode ’t hart sleehts geldt;

Dat zijn ondoorgrondbre wijsheid

’t Eenig ware oordeel velt.

Als aan ’t einde van de dagen

Alle stof in *t niet verzinkt.

En ver boven lucht en wolken

Der vergelding stemme klinkt ■

Als de geest van ’t stof zal scheiden

En het wezen van den schijn

Gij, die oordeelt hier op aarde.

Hoe zal dan uw vonnis zijn ?

O ! ’t moet wis uw hoogmoed krenken

Als een pijl die ’t hart doorhoort