tf [Voor] 't acTitbaar hoofd ?| I
Immerzeel, Bedenk, opschudd.
o Doch jetzo bitt' ich hoch und höchst
Gölhe , Faust.
//Ga nu naar uw woning
11. AlpJien , Kinderged.
// Die Thiir ist offen, bast freien Lauf"
Göthe, Fausl.
Nu droop hij stil, met ingetrokken staart
Eu hangende ooren af.
Tollens . Nova Zemhla.
Hoort welk een blij geschater,
En vrolijk juichen rijst,
Anionides, IJstroom.
En op hetzelfde oogenblik ,
Wordt daar
Tollens.
die spiets geplant
Bilderdijk , Ahachne.
‘fiSi 8t Tii tintd'Aiv
Homerus, Ilias.
„Wilt, wilt dit wonderstuk bekijken ,
„Waarvoor veel wonders moeten wijken,
„Voor vele schatten duur gekocht.
de Haes, op de Eoezy v. Poot.
„ Mengt blij den juichtoon weer,
„Wat korts de feestvreugd kwam verletten,
als een ijdle droom daarlieen ;
° V, Lennep, Ed v. Gelre.
„ Komt, Broeders 1 nog eenmaal den beker gevuld,
ƒ/ In vreugd en in vrede ptronken 1 |
i?. 11, Arnfzenius, Bemoediging *