heer te Apeldoorn beroepen, kreeg eene aanstelling als Vrederegter in diezelfde plaats ') en tevens de toezegging, dat hij de lijfarts van den admiraal van kinsbeegen zou zijn. De man bedankte voor de eer. De stad, waar hij zijn maatschappelijke loopbaan begonnen had, was hem lief geworden. Hij oefende er de Genees- en Heelkunde uit en genoot er een algemeen vertrouwen. Ook buiten de gemeente had hij als arts van het Veluwer-kwartier een belangrijken werkkring. Hij besloot er in te blijven en deed zulks tot het einde van 1815.

Het Fransche juk was afgeworpen. De Utrechtsche Hoogeschool, die zich, in weerwil van de vernedering haar vier jaren vroeger door napoleon aangedaan, op eene bewonderingswaardige wijze had staande gehouden , was door Willem den eerste niet alleen in hare eer hersteld, maar door hare verheffing tot eene landsuniversiteit en door uitbreiding van het personeel der docenten, alsmede van de verschillende hulpmiddelen voor studie, tot hooger luister opgevoerd. Suerman werd benoemd tot Hoogleeraar in de Geneeskundige Faculteit. Hoe gelukkig ook te Harderwijk, achtte hij zich toch verpligt de hem aangeboden betrekking aan te nemen. Hij aanvaardde ze den Januarij 1816

1) Die aanstelling is tau Talais de l’Elisée” door napoleon geteekend , den s“''" Maart 1812.

2) Misschien ook wel de Verloskunde. Hij had er althans de bevoegdheid toe. Oj) den 19'''“ December van het jaar 1811 is hij door de Departementale Commissie van geneesknndig onderzoek en toevoorzicht, residerende te Arnhem , tot Heel- en Vroedmeester bevorderd. Of hij werkelijk de daartoe vereischte examina heeft afgelegd , gelijk in de onder mij berustende diplomata is uitgedrukt, dan wel, of men hem, uit aanmerking van zijn rang, die titels honoris causa verleend heeft, is mij niet bekend. In de Archieven der genoemde Commissie is er niets van aangeteekend. Daar suerman intnsschen sedert 8 September 1810 zelf lid dier commissie was, komt het laatste mij waarschijnlijker voor.