of Gastrus Equi i) dat „een meesterstuk van vergelijkende ontleedkunde was, waarin hij al de fijnheid van zijn onderzoek, al de vaardigheid zijner ontleedkunde openbaarde”; zijne Bijdrage over het Spookdier van Oost-Indië (Sienops Kukang) die tot eenen geleerden strijd met den Hoogleeraar w. veoijk, voor beiden even eervol bevredigd, aanleiding gegeven heeft; de daarop door beide geleerden gezamentlijk uitgegeven werken over diezelfde diersoort ’); hunne nasporingen over de adervlechten hij verschillende diersoorten '') en desgelijks omtrent de hersenen van den Chimpansé ») en later nog van die van den Orang-Oetan; benevens zijne aanteekeningen over de structuur der longen bij de vogels ’) en over de lever van den oliphant ®) verzekeren hem eene eerste plaats onder de beoefenaren der vergelijkende ontleedkunde.

De moeijelijkste vraagstukken der ontleedkunde behandelde hij als bij voorkeur en , even geniaal en gelukkig als hij daarbij was in de eerste grepen zijner levendige verbeelding , was hij volhardend en naauwgezet in de voortzetting van zijne onderzoekingen. Die over het maaksel der menschelijke placenta en van haren bloedsomloop “b, in verband met zijne aanteekeningen over de veranderingen van den bloedsomloop bij het kind. en bijzonder over het moeijelijke der verklaring van de sluiting der aderlijke buis van Arantius '°) en

1) Memoire sar I’anatomie et la physiologie du Gastrus Equi, Kon. Nederl. Instit. 1845.

8) Tijds. V. nat. geschied, eu physiol. 1847,

3) Genoots. Natura artis Magistra Dl. I 3e reeks 1851

4) Ibid. 1848.

5) Bijdragen Kon. Nederl. Instit. 1849.

6) Versl d. Kon Akad v. Wetensch. 1862.

7) Ibid. 1858.

8) Ibid. 1861.

9. Verh. Kon. Nederl. Instit. 1851. Dl. IV. 3e reeks,

10) Aanteeken. Utrechtsch Genootsch. 1855.