dan zal ik liever uit den Spectator der Studenten ‘) het een en ander bijbrengen. In het 13e nommer b.v. van dat tijdschrift komt voor een brief aan den heer Spectator, waaruit ik de volgende zinsneden ontleen : „Ik ben in een desperaten toestand. Hoe zoo ? Ik heb geen geld. Wel, dat is ongelukkig zal je zeggen. Neen, dat is het niet. Ongelukkig is het, dat ik geen mogelijke kans zie om er aan te komen. Dat gebeurt ’r wel meer, zal misschien je antwoord zijn. Maar onderricht me dan ook eens als een braaf spectator, hoe die lui, die ’t ook wel gebeurt, het maken. Hoe die lui het maken? zeg je; wel! die verknopen een deel, en zetten een ander deel in den lommert. Goed, dat heb ik ook al gedaan, tot de beddedekens, want die kan ik nu met de zomer missen, incluis... Ik heb zelfs gceri jenever meer en mijn hospita weigert mij ze te laten halen. Geen geld, heer Spectator, geen jenever, en om alle best mogelijke wereldsche ongelukken op elkander te stapelen, geen crediet’’ enz.

Om aan dit geldgebrek een einde te maken had de steller van den brief een middeltje uitgevonden, nl. door het uitgeven van een Tractaatje waarin hij ouders en voogden de middelen zoude aan de hand doen, om het levensgedrag en de rekeningen van zoon of pupil te

1) De Spectator der studenten in ’t gemeen , waarbij gevoegd is de Nienwe algem. Spectator v. d. Studenten in de Theologie in ’t bijzonder de 2e uitgave, ütr. 1780 8».