Maantje ! wat trek je me een
Leelijk gezicht:
’t Eene oog heb je open en
’t Andere dicht.
Je bent bezopen , hoor |
Dat ’s zonneklaar;
Pas voortaan beter op ,
Jij scharrelaar !
Foei ! wat ’s ’t hier duister , en
’t Is lichte maan ,
Zeg klepper! steek toch het
Gaz voor mij aan.
Maar , die lantarens zelf ,
(Kijk er eens aan !)
Kunnen waarachtig niet
Eens goed meer staan.
Domme Dom ! hoor je niet
Wat ik je zeg ?
Ga dan toch even voor
Mij uit den weg.
Beenen ! zegt waarom toch
Loopt je niet regt :
’k Ben toch niet dronken 1 een
Schurk, die het zegt.