‘Welk beest? bet beest het beest uit de openbaring!’ schreeuwde hij en zocht zoo spoedig mogelijk te ontkomen. Onwillekeurig zag ik om en ontdekte .niet één, maar twee vreemdsoortige dieren, die in statigen draf een koets voorttrokken, die geheel en al uit geïdealiseerde doodsbeenderen bestond ik kan ze niet anders beschrijven. Een voerman klapte dapper met de zweep, dien ik door zijn gevleugelden hoed en sandalen als Mercurius herkende.

‘Je zult wel wijzer wezen,’ riep hij mij toe, ‘en wachten tot ik bij je ben.’ Ik wachtte. en na eenige oogenblikken was Mercurius mij nabij en sprong, als was hij jaren lang op Olympia werksaam geweest, met de grootste vluchheid van den bok en opende mij het portier.

V. HOOFDSTUK.

Kennismaking met een God en beschrijving van zijn hofhouding. Hoe mijn reisjen een begin nam onder allerlei gesprekken over boven- en onderwereldsche zaken.

‘Novicii?’ vroeg Merc. kortaf en hield mij tegen in mijn groote vaardichheid om in te stijgen.

‘Studenten,’ was mijn antwoord, ‘tenzij onze installatie niet van kracht was.’

‘Om ’t even,’ zei de God mij verwonderd aanziende, ‘nu weer novicii geworden. Maar kom in.’