te spreken en (wat de oorzaak van mijn zelfmoord was) karakters te hekelen zijn denzulken niet welkom, die, op hun eigen gebreken verzot, ze niet in ’t ware licht willen geplaatst zien. Nu dit ook hier het geval is, snak ik weer naar mijn vroeger studentenleven, waar ik ten minste jovialiteit heb gevonden bij lieden, waarop ik niet rekende. Er zijn zoowel onaangename als aangename verrassingen.’

‘Als je dan maar wilt afstappen Heeren,’ riep de nar, nadat de wagen stil had gehouden.

Ale studenten stegen af, ik het eerste.

‘Gij zijt hier dicht bij de groote Elyzische velden van een waar en gelukkig studentenleven, als ge maar eerst den zuiveringsstroom durft door te waden en niet laf genoeg zijt om voor de klippen, waaraan ge u kunt kwetsen, terug te deinzen. Het is uwe schuld , wanneer ge daartoe niet alle krachten inspant en als het aan studenten eigene woord jovialiteit noch langer een woord blijft.’ En hij reed weg.

‘Stoot jelui intusschen niet aan de hechte pilaren van den jovialiteitstempel, die daar staat.’ voegde de nar er bij en haalde de zweep over de paarden, ’t Was tijd. Een hagelbui van steenen vervolgde den spotter, want van een jovialiteitstempel was niets te vinden en uit mijn droom ontwakende vond ik slechts een kamer, die uitzicht verleende op de Lange Nieuwstraat

O góden! welk een nacht! welk een nacht!