Onwillekeurig dacht ik aan Sir Humphrey Davy’s visioen in het colosseum, en het werd mij thans duidelijk hoe de groote wijsgeer eenmaal in dergelijken toestand had kunnen verkeeren. De tafel begon heftiger te schudden en een vreesselijke slag deed mij schier van mijn’ stoel neder tuimelen. Welk wezen nu op te eisschen! Wien te wenschen op dit verschrikkelijk oogenbliki Met wien zoude nu mijn „ik” het liefst in verband treden ,na datgene wat ik op den dag had waargenomen? Ik behoefde mij hier niet lang op te bezinnen, want, verschrikkelijk woord I dat wezen trad uit eigen beweging in verband met mij. Een tweede krachtige electrische schok verkondigde mij (ik gevoelde het), dat een wezen van hooger ontwikkeling met mij in verband wenschte te treden. „Wie zijt gij ?” vroeg ik sidderende , (onwillekeurig mijne minderheid gevoelende ,) „groote genius?” „Ik was eenmaal in deze stad gelukkig, leefde en leerde er” was zijn antwoord, (hetwelk mij gegeven werd door dat telkens, terwijl ik het alphabet plegtig en langzaam reciteerde, de geest een’ klop tegen de tafel gaf bij het uitspreken der letter met welke hij tot mij wilde spreken). „En uw naam? groote genius !” riep ik uit. (De tafel begon hevig te schudden, ik gevoelde twee handen op mijne schouders, de grond dreunde onder mijne voeten) Ik was door deze gunstige manifestatie overtuigd, dat de geest werkelijk geneigd was mij den naam toe te vertrouwen, die hij eenmaal op aarde had. „En uw naam ? goedgunstig wezen dat zich