tusschen den Dondergod en de drie mannen op de voorste tinne. Het ontzettende „nondum” donderde mij in de ooren en hare lans drillende, bleef zij dreigend staan. De dondergod hield op. Zonderlinge vorm waaronder hij zich heden aan mij voordced. En toch ik gevoelde het. Het was Thor. Het vaandel van wetenschap en volksgeluk, alsmede de hand die het zwaard der gloria omklemde, bewoog zich. De vaan van het Praktische nut bewoog zich insgelijks.

„Zie en verstom ,” sprak voetiüs tot mij. „Dit zijn de mannen van volharding, wier wederkeerige hoogachting, om de verdiensten die zij elkander toekennen, Ln groet ten gevolge heeft.”

„Maar waarom houdt de dondergod op?” vroeoik sidderende. °

~„Het IS door den invloed van Minerva,” hernam de geest, „naast haar zelve heeft zij een teeken tot afschrikking gesteld. Ziel En op de tinne staan immers de drie mannen. En op de brugge is hij, wiens pen zal verstrekken tot verdediginge van de poorte.” En voetiüs zeide:„Zie en verstom, over den strijd der elementen, krachtig zijn zij beiden. Maar de reiniging heeft plaats gehad, daarom heeft zij besloten den dondergod tot hiertoe te laten g.aan en niet verder.” Schoon visioen! schitterend, oogverblindend schouwspel! De strijd tusschen die elementen was dan beslecht! En onze Alma Mater had gezegevierd! Of liever het element van wetenschap en volksgeluk! En hij, de reiniger, hij, de