Moeder, treur das niet zoo hoop’loos

Nu nw liev’ling n verliet ,

Laat een blik op hooger leven ,

Balsem zijn voor uw verdriet.

«O , ge weet niet welk een smarte—

Zegt ge »’t hart der moeder treft,

«Die, bij ’t sterfbed van haar liev’ling,

»’t Schreijend oog ten hemel heft.”

«Meer nog dan mijn eigen leven,

«Had ik daarvoor willen biêu ,

«Zoo ’k dien zachten , teed’ren bloemknop

«Eens als bloem had mogen zien.”

«Maar een snerpend koude windvlaag

«Sneed op eens dat leven af.

»’t Knopje dorde op zijn’ stengel,

nAI mijn hoop zonk weg in ’t graf.”

Moeder ! kies dat sombre beeld niet,

Waar g’ aan ’t sterfbed nederzinkt.

Denk dat uit een zaal’gen hemel

Reiner hoop u tegenblinkt.

Want een zuiv’re reine ziele

Was ’t wat eens die knop omsloot,

Rein, o moeder ! als de liefde,

Die ge hier nw liev’ling boodt.