we u het recht hebben ontzegd om voor onze zedemeesters te spelen.

Ziet daar onze opinie; wij zijn er ridderlijk voor uit gekomen, wij hebben niets verzwegen. Oordeelt nu zelf wat u te doen staat. Een groot genoegen zal het ons zijn, wanneer het onweder, dat den vrede en de vriendschap dreigt te storen, die zoo lang tusschen u en ons hebben geheerscht, mag voorbijdrijven en ons Corps door nog hechtere banden aan het uwe wordt verbonden.

In het geval echter, dat gij en uw Corps blijft bij hetgeen gij geschreven hebt, verklaren wij u, daartoe door het Leidsche Studenten-eorps uitdrukkelijk gemachtigd, dat de vriendschappelijke betrekkingen, die tusschen u en ons bestaan, van onze zijde zullen worden verbroken.

Het CM. Civ. Acad. Lugd. Bat. Supr.

(get.)

P. DIJCKMEESTER,

Coll. h. t. yrae&e&.

T. T. KROON,

Coll. h. i. ah^actis.

W. G. REDDINGIÜS Jz,

Coll. h. t. quaestor.

T. K. HALBERTSMA,

Coll. h. t. ass. I.

L. J. VAN GELEIN VITRINGA,

ass. 11.

Aan den

SENATUS VETERANORÜM VAN HET UTRECHTSCHE

STUDBNTEHCORPS.

Het Leidsche Studenten-corps was dus thans ook in de zaak gemoeid en mogelijk was dit de reden, waarom de inhoud van dezen brief anders was, dan men meende te voorzien. Intiisschen bragt dit geene