ze maken erg veel lawaai en ook de muizen achter ’t behang roepen: Basta! —en maken aller vervelendste sauts périlleux: ik eindig dus, en wel zeer kalm niet met anderhalf potje bengaalsch vuur, zooals de heer woLisOHLaGEB en zooals de ondernemers van ’t park Tivoli niet met eene harde kras, zooals de heer wieniawski: neen, mevrouw! op die wijze eindig ik niet, al vindt u ze nóg zoo negatief-krankzinnig.

Had ik mijn stuk een vaudeville-kleed aangetrokken, meneeren I en ik twijfel niet of dit zou mij gelukt zijn, of gij er aan twijfelt, mevrouw de student! Psha! dan had ik niet op eene ordinaire manier geëindigd, zegge met een liedje o neen! bij de a van ’t stuk zou ik u hebben toegeroepen: Vos mlete et plaudite! en ’t aan de beleefdheid der redactie hebben overgelaten om ’t recensuit met den naam van den een’ of anderen beroemden Censor er onder te plaatsen.

Nu echter attention a la clóture! nu echter eindig ik met u de keuze te laten tusschen eene pirouette en een schril gefluit!

Meneeren! •—■ en hier volgt een intervallum perlucidum meneeren! ik ben van idéé dat de naam van de fluiters zal zijn: Legio!

A. C. W