PAST AND FUTÜEE.
TWEE BEELDEN BIT HET STUDENTENLEVEN.
I.
Uit de wonderschoone dreven ,
Van een onbekend verschiet,
Klinkt het vleijend tooverlied,
't Lied van ’t jonge leven.
DE OÉNESTET
Over hobbelige steenen ,
Naar gewoonte van weleer,
Rijdt daar de optogt langzaam henen
Straten op en straten neer,
Wijl de rijder vreugdedronken ,
In een zaalgen roes verzonken,
Van Bengaalsehen gloed omblonken,
Rondzweeft in een hooger spheer.
3