BEK KLEINIGHEID.

Maar de arme had gaiiseh niet -<— dan een eeiiig klein ooilam , dat hü gevoed had, dat het gi'oot geworden was by hem en by zijn kinderen tegelyk.

2 BASI. 12: 3

liet was een prachtige dag, een der schoon- ste die Herfstmaand ons kan aanbieden; een heerlijk landschap ontrolde zich voor onze voeten, een der schoonste, waarmee het arme Nederland ons kan verrassen.

Een kleine hond speelde voor de deur eener armoedige stulp; vrolijk liep hij heen en weder, in en uit, den weg op en straks, zoo gaauw hij kon, terug het vrolijk dier trok ieders aandacht; de voorbijgangers knipten eens met de vingers of zagen nog eens om een enkele zelfs bleet staan en scheen een bijzonder behagen te scheppen in de sprongen, waarmede het hem te gemoet kwam. Hij