ten daar niet aan peuteren -- van het onberispelijk linnen bleekveld, tot de vergoding van anOEK TAiT peIjVSTEReb wlens telkens teriigkeerend zwaar te verteren refrein over de wederinvoering van den bijbel op de scholen, hij zelfs vergeleek met Cato’s: caeteroquin censeo Carthaginem esse delendam (excusez la comparaison!) in één woord hij was het van het hoofd tot de voeten, had ik bijna gezegd, maar om der waarheid hulde te doen, moet ik zeggen dat juist dat hoofd hier een loffelijke exceptie maakte, wat aangaat conservatieve principes, want alles wat dat vroeger met zoo veel trouwe had aangekleefd, sliep thans wellicht den Haarlemmer ten spijt, reeds voorlang den schoenen martelaarsdood , alles wat daar zoo diep geworteld zat, was ontworteld, uitgeroeid, en door den tand des tijds afgeknaagd, en slechts enkele witte vlokjens, prijkten nog op den spiegelgladden schedel als zoovele oasen in de woestijn Hij droeg een gouden bril, met lichtblaauwe glazen, rustende op een groven zinnelijken neus, het uitgedrukte beeld zijner pomeranzen en van der Veens manie.

Hij kende slechts één vaderland en dat was de stad waar hij in woonde, en die stad was Haarlem. De oude man had mij gedurig door wenken en scheeve gezigten te kenneu gegeven, of het gewibber mij ook niet vreesselijk hinderde, maar het scheen dat ik den zin van dit manuaal niet kon bevatten.