dienstige misgeboorten, is zij almede de oorzaak van het verkwijnen van den waren studenten-geest. Zij rust slecht op illusie en phantasie etc!

Bepalen wij ons bij de eerste beschuldiging; is dan de vraag niet billijk: Mag men de gevolgen van een’ ziekelijken ziels-toestand of van gebrekkige geestelijke ontwikkeling toeschrijven aan de beoefening der theologie ? Zou men het regt hebben der medische faculteit het bestaan der kwakzalverij te verwijten, of aan de Juridische dat van de dolzinnige toepassing der leus: Vrijheid, Gelijkheiden Broederschap ? Bvenzoo misplaatst vind ik die berisping der theol studiën. Omdat men haren naam dikwijls heeft misbruikt, is zij daarom zelve niet deugdzaam? Omdat men wissels op iemand trekt, is hij daarom schuldig te betalen, alsof hij een’ valschen niet afwijzen kon? Zijn deze gebreken alzoo niet toe te schrijven aan de theol. studie, hoe weinig regt bestaat er dan tot het vermoeden, dat deze den waren studenten-geest zou in den weg staan!

Er is een andere beschuldiging tegen haar, waarmee men hare overtolligheid wil bewijzen. Zij behoort niet onder de wetenschappen; zij is niet wetenschappelijk. Is zij dan niet naauw verwant aan de overige studiën? Aan de meeste althans? Is de beoefening der geschiedenis haar vreemd, of die der Natuurkunde, der philosophie, der psychologie