maakt dha.k;eiïb()b&h te recht op de belangeloosheid der toenmalige overheden van Utrecht opmerkzaam, die de goederen, waarvan zij zelve zonder de minste opspraak gebruik konden maken of waarmede zij ten minste behoeftige bloedverwanten en goede vrienden mochten ondersteunen, voor het oprichten eener illustre school besteedden.

De eerste zorg der regering was een geschikt gebouw voor die school te vónden; men dacht hiervoor eerst aan de „drye Coningen Kerek” waar men twee geschikte auditoria vond, doch verkoos op de volgende vergadering liever het groot capittelhuis van den dom te nemen. Dit capittelhuis , waaraan zich bijna Utrecht’s geheele geschiedenis vastknoopt „olim libertatis atrium nunc sapientiae” ') werd nu voor de doorluchtige school, later voor de academie bestemd. Daar men aan één auditorium echter niet genoeg had, werd het door eene muur in twee deelen verdeeld en eerst in 1824 weer tot ééne gehoorzaal herschapen In het grootste of theologiesche auditorium bevond zich aan de

1) Het opschrift der gedenkpenning van 1736

2) Het eene werd het theologiesche, het andere het phüosophiesche auditorium genoemd. In 1644 werd een derde auditorium boven de omgang van het pand gebouwd, hetwelk nu nog onder den naam van Hongaarsche kerk bekend is om de godsdienstoefeningen, door de Hongaren , van het begin der vorige eeuw af aldaar gehouden.