hoofdofficier hield hierop den gevangene 8 dagen buiten acces om hem tot accorderen te dwingen; daar lemkens echter niet wilde accorderen , ofschoon hij er voor weinig geld uit koude komen, werd de zaak eindelijk voor de academiesche vierschaar gebracht. Niettegenstaande zijne advokaten er nu op wezen , hoe wreed , tiranniek en ongehoord de handelwijze van den promotor geweest was om den heer lemkens gevangen te nemen en zoolang buiten acces te houden: geheel in strijd met genoemd privilegie , dat geen lid der academie gevat mocht worden, zoo hij zich niet aan zware delicten had schuldig gemaakt en tevens op heeter daad betrapt was. Niettegenstaande zij daarenboven aantoouden, dat hij in geen geval op de jurisdictie van Ehijnland en dus buiten het territoir van den promotor had mogen gevat wordeu; dat de stoepen zelve eigenlijk niets gezien hadden, en de meeste beleedigden de feiten ontkenden zooals eene juffer, die hij volgens de beschuldiging eene kus had willen geven; niettegenstaande de feiten zelve aldus niet bewezen waren, werd hij toch, na reeds eene detentie van 2 weken ondergaan te hebben, tot eene boete van ƒ 100 ten behoeve van den promotor verwezen, „mitsgaders kosten en misen van Justitie, verteering etc. etc.” De heer i.emeeis'B „Glemeensman tot Deventer” ging terstond, na zijn losgeld betaald te hebben, te Utrecht studeren; en twee dagen na het vonnis vond men te Leiden,