tonnen bier; voor een student in één okshoofd wijn en 6 tonnen bier bestond; terwijl te Leiden en Franeker, waarmede men zich volgens dezen brief wenschte gelijk gesteld te zien, ieder student van de belasting voor 5 ankers (80 stoepen) wijn en 12 half vaten bier was vrijgesteld.

De staten stonden het verzoek echter niet toe. ‘) De stad wilde gaarne de academie op óéne lijn met de andere hoogescholen geplaatst zien, doch de beide andere leden der staten de 5 capittels en de ridderschap verzetten er zich voortdurend tegen.

Doch ook hier sprong de stad voor onze academie '— hare eigene stichting, die zij lief had in de bres, en stelde zelve de professoren en studenten van deze provinciale belasting vrij.

1) Dit met rte hieropvolgcnde bijzonderheden vermeld in c. DE VKIES, Honderd vijftigste Verjaring der Utr. Hoge Scholen pag. 23 en 24; heringa daarentegen zegt in zijne oratie pag-109 juist het omgekeerde, namelijk dat het verzoek wel werd toegestaan.

2) Zie c. DE VRIES verjaring etc. pag. 23. asch van wi.tck, Virecht in hare ietr. tot de Ilooge Schoot, pag. 56 spreekt alleen van vrijdom van belastingen „voor zoo verre die haar zelve (de stad Utrecht) aangingen.” Heeft de vries gelijk, zoo werd dit echter bij de statuten van 1644 reeds veranderd, vol* gens welke de Professoren jaarlijks „vinum honorarium” hadden art 7; de studenten behoefden, voor 100 flesschen wijn (vini cantharorum) en voor 6 vaten bier in het jaar, slechts de helft te