De regering zag zich echter later genoodzaakt, dezen vrijdom van belasting, om het misbruik dat hiervan door andere ingezetenen gemaakt werd, weer af te schaffen of ten minste sterk te verminderen, nadat zij te vergeefs door verscheidene resolutiën getracht had de misbruiken te keer te gaan. ')

In 178 G behoorde echter nog tot de privilegies der Dtrechtsche studenten: „vrijdom van hoofd-, koffij- en theegeld, alsmede van togten en wagten, gelijk ook om de Fransche wijn met den anker te gelijk van buiten te mogen invoeren, en de huur van hunne kamers met de 6 weken aan den verhuurder te mogen opzeggen.”

Aan onze andere academiën bleef dit privilegie van meer géwicht.

Wat de publieke tafels betreft; aan de Utr. academie bestond er, voor zooter ik weet, nimmer een.

betalen van ’tgeen de Utrechtsche burgers „ratione publicarum inipositionum” betaalden; dit was voor het bier 16 sestertii. De vrijstelling van belasting werd volgens asch vau wuoit 24 Maart 1636 verleend en 22 Januari 1657 (bij de vries J«nï) weer ingetrokken en door eene geldelijke schadeloosstelling aan hoogleeraren en studenten (welke was die?) vervangen.

1) Te lieiden pleegden de studenten hunnen wijn en bier „den Wirtheii nm ein gewisses zuverkauffeu, welche sich denn solcher Frey-Zettel wohl wissen zu Nutze zu macbeu, und die Licent-Stuben zu betriegen.” Over deze misbruiken te Utrecht, zie de Utr, Stud, Alm. v. 1854 p, 72, die mij onder het afdrukken eerst onder de oogen kwam.