STEMMEN DES HAETEN.
I.
Mogt gij immer blijven, zoete lente droom !
( ’s Levens bootje drijven langs een effen stroom !
I Doch ze vlieden henen , als een eukle dag :
Liefde, Licht en Leven ;
Onschuld, bloei en lentelach.
Booze, booze wereld, die mij vaak bedroogt,
Valsch zijt gij bepereld, hoe ge ook schittren moogt.
Zie oj) ’t werk des Heeren ,’t eindloos blaauwe land :
Tedre vonk dier sferen
Is een echte diamant.