geefs, vleiden te hebben afgedaan. Immers was in het verslag van den Almanak van ’t LeiducJie Studentmicorps voor 1864 de zaak, die aanleiding gegeven liad tot de briefwisseling tusschen onzen Senaat en het Leidsche Collegium, en verder tot den vredebreuk tusschen de beide Corpsen, op zulk eene wijze voorgesteld, dat van onzen kant het zwijgen onmogelijk werd. Daarom droeg onze Senaat aan drie zijner leden op, een Open Brief te ontwerpen om de eer van ons Corps tegen de „hatelijke en leiigenachtige aantijgingen” van den Leidschen Studenten-Almanak te handhaven; deze Open Brief, die aan de met ons bevriende Studentencorpsen gerigt was, werd daarna door het Corps goedgekeurd en in druk uitgegeven. Mogt dit het laatste bedrijf zijn geweest van dien treurigen strijd !

Kort hierop verscheen ook onze Studenten-Almanak, en wel even vóór het begin der Kersvacantie, zoodat ieder hem met zich naar huis medenam, om den inhoud op zijn gemak te kunnen doorlezen; maar naauwelijks was men weder in de Academiestad teruggekeerd, toen er tegen het daarin geplaatste verslag een geweldige storm losbarstte, die niet voor den zomer weêr tot bedaren kwam. Hoogst ontevreden over dat gedeelte van het janrlijksehe verslag, waarin over de Theologische Faculteit werd gehandeld, stelden eenige studenten in de theologie een brief op aan de Hoogleeraren ter waar en van oostbrzee, waarin zij