Hebben wij u aldus, goedgunstige Lezer, kortelijk de voornaamste gebeurtenissen van het jaar 1864 in de gedachten teruggeroepen, hoe smart het ons, dat wij dit verslag niet met op blijden toon kunnen besluiten. Want weder heeft de wreede dood zijne slagtofi’eren geeischt, en twee onzer Academiebroeders zijn in de kracht huns levens uit ons midden weggenomen.

De eerste was i). J. c. v.vK heel, vertegenwoordiger der Theologische Faculteit in den Senatus Veteranorum, die kort na de groote vacantie, aan eene kortstondige ziekte overleed. In de drie jaren, welke hij aan de Academie doorbragt, had hij zich reeds vele vrienden verworven , bij wie zijn aandenken steeds dierbaar zal blijven; maar niet het minst was de slag verpletterend voor zijn ongelukkigen vader, die in hem zijn eenigen zoon verloor, en aan al de schoone verwachtingen, die hij van hem had gekoesterd, nu voor altijd den bodem zag ingeslagen.

Slechts weinige weken later, kwam ons nog de treurmare van het overlijden van h. w. n. pik. Doctorandus in de Theologie, ter ooreu. Aan het einde zijner studiën genaderd, was hij op het punt de Academie te verlaten en de groote maatschappij in te treden, toen zijne loopbaan zoo onverwachts werd atjgesneden. Ook zijne nagedachtenis blijve in eere!

Thans zijn wij gekomen aan de tweede helft van