kwam hem naar Friesland te zenden, met het oogmerk om daar eene standplaats te zoeken. Daar waren vele gemeenten nog in het bezit der landerijen gebleven, waaruit mede de bezoldiging des Leeraars werd goedgemaakt. Daar was het lot der Predikanten destijds ongelijk dragelijker dan in vele andere gewesten. In Maart 1812 begaf de jonge Proponent zich op reis, voorzien van een adnbevelend schrijven aan een ouden Akademie-vriend zijns vaders, den eerwaardigen mabtinus eppens Predikant te Leeuwarden. Met de meeste heuschheid werd hij door dezen ontvangen. Zijn invloed verschafte hem eene predikbeurt te Oostermeer, een aanzienlijk dorp vier uur van Leeuwarden gelegen. Den sā€˜'ā„¢ April trad hij voor deze gemeente op, predikende over Luk. XIII VS. 24ā€”28 (Strijdt om in te gaan enz.) Met een beklemd hart had hij zich derwaarts begeven, en met zeer ilaauwe hope werd de terugreis aanvaard ; maaf wat hij naauwelijks had durven wenschen of verwachten weinige dagen later ontving hij de schriftelijke toezegging van Ploreen-pligtigen, die weldra door den beroepsbrief gevolgd werd.

Thans was hij, naar de toenmalige kerkordening nog verpligt een Peremtoir Examen voor de Classis van Leeuwarden te ondergaan, waartoe hij onverwijld zich aanmeldde en werd toegelaten. De uitslag bekroonde ook hier ten volle zijne wenschen, en de voldoening, die hij daarvan mogt inoogsteu was te