XAAK HET LEVEN.

"’t <i*' l(omeu iii ’teind, eii onze almanak zal als ie voren

j wWeêr door een stukje vau mij versierd en belaugrijker worden.

j/’k Heb eens een avondje vrij, en ik voel dat het even wel gaan zal.

't wordt ook lijd; de die de strenge redactie bepaalde,

wZal reeds op morgen voorbij zijn, en ergo: of Nu ofte Nimmer!—

wMuzelief! ’t gaat er op los: wees zoo goed van mij niet te verlaten.”

Dns sprak een jeugdig student, terwijl, iu zijne eenzame kamer.

liij aan zijn schrijftafel neerzat, beladen met boeken en bladen.

IJliugs nam liij papier, en zocht zich een pen uil den rommel,

Dooi)tu ze iu d’ inkt eii toeu schreef hij de volgende regelen neder: