«Nog hield de zonne zich schuil achter dampen en nevels en wolken;

«Somber en graauw was heel d’aard;. maar de gloed die in ’t oosten zich toonde

«Spelde n een heerlijken lierfstdag, zoo ras als de zon, met haar stralen,

«(Jver die nevels en dampen zoo aanstonds de zege behaald had,

«Tevens het grauwe geboonil iu goud en in purper herscheppend.

Hier poost de schrijver een wijl; en terwijl hij zijn penne ter neer legt.

Eu met ecu heldere stem aandaehtig ’t geschrevene nalcest,

Ijaat zich een driftig geklop onverwachts aan de kamerdeur hooren,

Plotsling gestoord in het lezen: «Kom binnen!” zoo roept liij verdrietig.

««Wat, weer aan ’twerk!”” is de groet die hem toeklinkt van hem die daar intreedt.

««Reeds weer aan ’twerk, schoon ge pas uw e.vamen achter den rug hebt?

««Waarlijk, als ik het nog eens zoo ver in de wereld gebracht heb.

««Werk ik in ’t eerste half jaar geen letter! daar kunt gij op rceknen.

«Werken was het juist niet wat ik deed; maar wel was ik bezig.”

»i/Steldet ge een minnebrief op?”” «Dien heb ik voorecst nog niet noodig.”

vSchreel't ge dan soms ook naar huis:”” „Ik heb hen pas gistten geschreven.

«Maiir Hat draail ge om mij heen, wat zijl gij onrustig van avond.