„Ga dan toch zitten!” „„Laat zien hoe laat is bet? nu maar slechts even!””

Xanwelijks zat men ter neer, of weder maar ditmaal nog luider

Laat zich een driftig geklop onverwachts aan de kamerdeur hooren.

Andermaal treed er een vriend het gezellige kamertje binnen,

„Ha met u beiden, dat treft! juist dacht ik: ik wou wel eenB ombren.

ff Heb je er iets tegen?” „Och neen!” – „Kom gauw dan de Icaarten gekregen.”

Spoedig is alles gereed; schoon de gastheer niet dan schoorvoetend

Uit hnnne werklooze rust de kaarten tot arbeid ging roepen.

Zwijgend zit men ter neer, daar nn en dan slechts een stemme

I.litroept: Codille! of wel: rvat zat dat verschrikkelijk tegen!

Vier malen had reeds de klok zijn koperen tong doen weerklinken.

Telkens de vriendentrits meldend: De helft van een uur is verstreken !

ffffZouden wij” sprak er juist een ffanu niet maar eens tocrtjens bepalen?””

ffGoed! Ik geef af.” Spreekt de gastheer. Maar hoor! terwijl hij dit zeidc:

Laat een deemoedig geklop zich zacht aan de kamerdeur hooren.

ffNeera me niet kwalijk mijnheer.” Zoo klinkt er een stem onderdanig.

ff k/ag dat er licht brandde, en dacht; kijk, hier doe ik mooglijk negotie.”