Het getal van hen, die op hosten der Staten studeerden , was in den beginne op 31 bepaald; in 1641 werd het op 41 gebracht en tevens vastgesteld, wie ze zouden mogen zenden. ') Behalve deze bevonden zich door de liberaliteit van privaat-personen nog verscheidene anderen, zoodat er tydeus meuesiüs (Prof. 1610—1624) wel een 60 bursalen waren *) ; later nam dit getal volgends fabeicius nog sterk toe, zoodat hij in 1725 er van kon zeggen „dat het eene kleine Akademie gelijkt.” Oorspronkelijk alleen voor geboren Hollanders bestemd, werd het collegie later ook voor andere natiën Polen, Hongaren, Sileziërs, enz. opengesteld. In 1797 werden er zelfs jongelingen van allerlei godsdienstige gezindheden

’) NI. de ridderschap, de edelen en de steden van Holland. Elk dezer bcm-zen was door de staten bepaald op / 120 jaarlijks voor de kost, y’ll voor het wassehen van het lijnwaad, ƒ2O voor verder onderhoud behalve de vrije woninET. Het stuk dat een beursaal uit Amsterdam in 1596 onderteekend heeft begint aldus: «Alzoo de Heren Staten ’s Lants van Hollandt ende Westvrieslandt my Joannem Lidium, sone van Martynus Lidyus, ter nominatie van M. H. Burgemren Regeerders van Amsterdam, myne gonstige Heren Patronen en Maecenaten gegeuen hebben eeu beurse in haar Collegie der Theologien tot Leydcn” etc. Zie KIST, Bijdr. etc. pag. 55.

lu 1008 waren er 36 //ordinarise Bursale” (op kosten der staten?) en 16 buitengewone (op kosten van particulieren?) Zie de Navorscher 1864, p. 294,