pen. Zooals ons reeds uit het TJtrechtseh edict gebleken is, was men niet altijd vrij in de keuze oin al dan niet lid te worden. Hierom vaardigden de Staten van Friesland in 1601 een placcaat uit tegen „dien verweenden handel ende maniere van doen, die men depontie noemt; geöefent aan de aankomelingen , waarin zij besloten dat deze ontgroening alleen op hen mocht toegepast worden, die het begeerden ; in 1606 werd de depositie echter geheel verboden op poene dat de overtreder als verstoorder der algemeene rust zou beschouwd worden. ') Te Deventer werd eveneens in 1707 de zoogenaamde studentenker verboden, als strijdig met de leges, en in 1729 werd aldaar de proclamatie afgekondigd dat de studenten, op straffe van vrij hooge boeten, geen praeses en assessoren zouden mogen kiezen. “)

Tegen het laatst der XVIIe eeuw waren deze studenten-vereenigingen aan onze academies zoo goed als geheel uitgeroeid, en hiermede was de studenten-wereld vrij wat rustiger geworden, zoo dat een vreemdeling •'') van onze academieburgers schrijven

') Gron. Stud.-Alm. 1860, pag. 37.

Dit laatste uit Deventer is, naar ik meen, in een der Overijs. Alm. v. Oudh. te vinden.

■’’) BENTHEMs, 11, pag. 54. Deze beschrijving onzer studenten, al getuigt zij van geene naauwkeurige waarneming, geeft toch den oppervlakkigen indruk weder, welke het studentenleven op hem maakte.