kon dat zy „die Zeit wohl in acht nehmen, nicht sauffen oder sich balgen; ferner dasz man von keiner Bursen-Manier weisz, und der Geringere von den Höhern nicht verachtet wird, auch keiner sich um den andern bekümmert, sondern ein jeder vor sich lebet und nur seine studia abwartet.”

Ook op andere wijzen trachtte men zooveel mogelijk de ongeregeldheden der jongelui tegen te gaan; in 1641 werden bij placcaat van de Staten van Holland alle duellen tusschen de studenten verboden, „op privatie van privilegiën en dat ze te water zullen gezet worden ; de student, die in een duel stierf moest bij avond begraven worden „zonder gevolg en zonder wapen of blasoen te hangen of te dragen; en word naer de wetten tegen de doodslagers geprocedeerd”. In 1643, 1652 en 1659 vaardigden de Staten van Holland placcaten uit tegen het dragen van pistolen of „kleine roerkens”, die onder de jongelui in zwang waren gekomen en tot vele ongelukken aanleiding gaven. Ter bevordering van de rust in de stad werd daarenboven eene patrouille van 36 man ingesteld '), welke des nachts met groote stokken in den vorm van pieken rondgingen; en, kwamen deze wat te rumoerige studenten tegen,

') Over deze patrouille i/la compagnie des gueux verds” genaamd zie paeival, £es délicea de la Hollande. Amst. 1685, pag. 59.

10