zoo namen zg hun hunne wapens af, of namen ze in geval van tegenstand gevangen.

De weelde der studenten trachtte men eveneens tegen te gaan. Zoo besloot o. a. in 1613 de academische senaat te Leyden dat de professoren de partijen der studenten niet meer mochten bij wonen, en zij de studenten „van dat zwelgen” zooveel mogelijk moesten afhouden. Te Utrecht werd er in 1641 en 1645 bepaald dat de professoren de maaltijden na de gewone disputen moesten weren, en de praeses of moderator disputationis het drinken vóór de disputatiën moest tegengaan en tevens zorgen dat er in den maaltijd, die op de promotie volgde „geuseert worde moderatie in getal van gasten ende overdaet van spys ende sonderling suycker banquet”.

Zoo als uit dat Leydsche verbod reeds blijkt, was de omgang tusschen professoren en studenten in den beginne vrij fideel. ') De studenten, die bij

*) De academische rechtbank en de besluiten van den aead. senaat waren dikwijls de redenen dat deze goede verhouding verbroken werd, wanneer de studenten meenden verongelijkt te zijn. In 1592, 1594, 1608 etc. wordt er verscheidene keeren gemeld, ' dat de colleges gesloten werden wwegens de troebelen der studenten”; in 1592 o. a. xrwegens de insolentie der studenten, die de anderen van de lessen weerden, omdat hun ’t dragen van wapenen verboden was.” Ook met alle professoren was de verhouding niet even goed. Vooral waren de Leydsche studenten